Wet van 24 april 1947, houdende voorzieningen onder den vijand aangetroffen goederen
Artikel 3
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van het vorige artikel, onderscheidenlijk van artikel 3 van het Besluit Vijandelijk Vermogen wordt de oorspronkelijke rechthebbende op goederen, als onder a, b en c van eerstgenoemde bepaling bedoeld, ingeval hij vóór het inwerkingtreden dezer wet de feitelijke heerschappij over het goed heeft herkregen, van rechtswege in zijn recht hersteld, mits hij:
a
aan den Staat afdraagt het bedrag, waarmede hij voor het verlies zijner rechten is schadeloosgesteld of, ingeval het goed aanmerkelijk in waarde is verminderd, een naar billijkheid verminderd bedrag, onderscheidenlijk afstand doet tot op het hiervorenbedoeld bedrag van de rechten, welke hij uit hoofde van het verlies van het goed kon doen gelden;
b
aan den Staat afdraagt het bedrag van de waardevermeerdering van het goed tengevolge van verbeteringen of toevoegingen, anders dan te zijnen laste aangebracht;
c
aan den Staat de kosten vergoedt, welke door of vanwege den Staat terzake van het goed zijn gemaakt;
een en ander onder verrekening van hetgeen de Staat uit hoofde van de terbeschikkingstelling van de feitelijke heerschappij aan den oorspronkelijken rechthebbende van dezen heeft genoten.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.